Kerkmuziek

Kerkmuziek speelt een prominente rol in de Evangelisch-Lutherse Kerk.

 

Luthers liturgische hervorming en zijn door de theologie ingegeven muziekbeschouwing gaven en geven aan de kerkmuziek in de eredienst een vaste plaats en liturgische functie. 

Kerkmuziek betekende voor Luther een verkondigende, levende stem van het evangelie. Gezien zijn uitspraak: ‘… dass es ja alles geschehe, dass das Wort ym schwang gehe …’, heeft kerkmuziek naast de kunstzinnige en liturgische aspecten ook een theologisch-missionaire inslag.

 

Vanuit dit gedachtegoed dichtte en componeerde Luther in de volkstaal zijn geestelijke liederen en inspireerde daarmee tot in onze tijd talloze componisten tot het toonzetten van meerstemmige liedzettingen, psalmwoorden, motetten op evangelieteksten en andere bijbelwoorden, cantates, passies, oratoria enz.

 

Hiervan getuigen composities van Lutherse cantores als Johann Walter (1496-1570), Johann Sebastian Bach (1685-1750), Ernst Friedrich Richter (1808-1879), Arnold Mendelssohn (1855-1933), Siegfried Reda (1916-1968) en Walter von Forster (1915-2002) – om met deze namen slechts enkele generaties aan te duiden.

Zij onderstrepen met hun werk de door ‘Urkantor’ Johann Walter verwoorde nauwe verwantschap van de muziek met de theologie:

 

‘Sie ist mit der Theologie

Zugleich von Gott gegeben hie

Gott hat die Musik fein bedeckt

In der Theologie versteckt!’ 

 

(Uit ‘Lob und Preis der löblichen Kunst Musica’, Wittemberg 1538) 

 

terug